HOME

SCHOONDONCK DE GESCHIEDENIS VAN EEN BRABANTSE BOERDERIJ Jnt G.F. Kleve J van Steen

In de loop der vroege middeleeuwen zijn in het Brabantse land, behalve steden en dorpen, vele vrijliggende boerderijen ontstaan in het woeste land van bossen, venen, moerassen, vennen, heidevelden en riviertjes.
Het is interessant om te zien hoe zo'n boerderij zich ontwikkelt op gronden, die in het bezit waren van veelal adellijke families, die deze hoeven in pacht uitgaven.
Hoe wordt zo'n hoeve beheerd, wat wordt er op verbouwd en geproduceerd en wat levert zo iets op. Over het leven en het doen en laten van de bewoners is eigenlijk nog weinig bekend. Daarom heeft het bestuur van het Medisch Centrum De Klokkenberg te Breda gemeend ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan der Stichting een beschrijving te laten maken, van de geschiedenis, in al haar aspecten, van de boerderij Schoondonck gelegen in het Markdal ten zuiden van Breda, waarop het huidige Medisch Centrum is gevestigd.
Wij hebben deze opdracht gaarne aanvaard, omdat wij ons reeds eerder met deze materie hadden bezig gehouden. Teneinde u te oriënteren over het betrokken gebied is hier een deel van een kaart toegevoegd, welke een idee geeft van de geografische toestand van dit gebied omstreeks 1650. Daarnaast een deel van de meest recente kaart van dezelfde omgeving.
Ten aanzien van het landschap kan het volgende worden gezegd. De rivier de Mark stroomt globaal van zuid naar noord. Zii ontspringt in de Belgische Kempen op de heide- en veengebieden bij Merksplas.
Langs deze rivier heeft zich een min of meer brede strook rivierklei afgezet die goed geschikt is voor weiden (hier beemden genoemd). Verder is het rivierdal een weinig lager gelegen dan de omgevende zandgrond waarop een min of meer dikke laag hoogveen is ontstaan.
Dit gebied is moerassig en er zijn vele vennen blikken en moeren genoemd; waarvan het water weer wordt afgevoerd door kleine beekjes, uitstromend in de Mark. De begroeiing van dit gebied is in hoofdzaak heide en berken- en elzen-broek.
Het bleek, dat vanaf het moment waarop de geschreven geschiedenis voor deze streken begint, deze boerderij dan hoeve genoemd sterk verbonden is met twee andere hoeven in het Markdal ten noorden van Schoondonek gelegen.
namelijk Nieuwenhuizen en de Blauwe Kamer. De gronden waarop zij nu gelegen zijn tussen de rivier de Mark ten oosten, het Mastbos ten westen, de gronden van Bouvigne ten noorden en de gronden van Daasdonk ten zuiden, waren voor ca. 1500 in handen van Peter van der Daasdonck en ons verhaal begint op het moment dat de erfenis van deze Peter wordt verdeeld tussen zijn kinderen, vijf in getal, namelijk de zonen Peter.
Henric en Willem en de dochters Sijmborch en Dijrcken. In dit gebied krijgen Henric en Willem ieder een hele hoeve. Sijmborch een klein stukje en Peter en Dijrcken krijgen hier niets. In de loop der geschiedenis zal blijken dat deze drie delen telkenmale van vorm en structuur veranderen, maar even vaak weer worden samengevoegd onder een eigenaar en hun geschiedenis dus sterk verweven blijft.
Waar nodig in het belang van het begrijpen van het gebeuren op de hoeve Schoondonck, zullen ook de lotgevallen van de beide andere hoeven in de beschrijving worden betrokken.
Een idee van het landschip in die tijd kan men nog krijgen bij wandelingen op de Pannenhoef onder Rijsbergen. een eigendom van het Brabants Landschap. Langs de rivieren ontstaan weiden en de hogere grond wordt eerst afgeturfd en daarna ontgonnen. De vennen worden drooggelegd en ook daar ontstaat weidegrond.
Op de hogere grond wordt veel rogge geteeld. De hoeven, zoals Schoondonck. dragen sterk bij aan deze ontginningen. Een deel van dit terrein zal in latere eeuwen worden beplant met dennen en sparren, zoals bijv. het Mastbos, dat werd aangelegd op aanwijzingen van Prins Maurits.

Het begin en de voorgeschiedenis

De beschrijving der geschiedenis van Schoondonck stoelt op geschreven documenten zoals verslagen, notariële akten, schepenbrieven etc., die zich kunnen bevinden in de diverse archieven.
Dat zijn voor deze boerderij met name de gemeentearchieven van Breda. Nieuw-Ginneken en Princenhage. het Rijksarchief in Den Bosch en verder nog incidenteel vele andere archieven.
ook van prive-personen. De meeste informatie vindt men in de schepenbrieven en later ook in de notariële archieven.
Voor Breda en omstreken beginnen de schepenbrieven in het jaar 1495. Vrijwel alle archieven vóór het jaar 1534 zijn bij de grote stadsbrand van Breda verloren gegaan.
Het onderzoek is wat betreft de geschiedenis van Schoondonck vrijwel volledig afgerond. Hoewel veelal een nauwkeurige beschrijvingvan de plaats waar en het tijdstip waarop een document zou zijn opgesteld bekend is.
bleek het niet altijd mogelijk het desbetreffende stuk te vinden. In oude tijden werden archieven niet altijd zo zorgvuldig bijgehouden en bewaard, zoals het nu mogelijk is door de vergevorderde kopieer- en conserveringstechnieken.
Er zal nog wel enig archiefmateriaal te vinden zijn in privé famiiie-archieven. zoals bleek bij een contact met een vroegere eigenaresse van de Blauwe Kamer, welke haar zeer interessante prive-archief voor bestudering vrijgaf.
Voor de eerste maal komt de naam Hoeve ter Schoendonck voor in een schepenbrief van 8 februari 1500. waaruit blijkt dat Willem van der Daesdonck deze hoeve heeft geërfd van zijn vader Peter en dat hij aan elk van zijn zusters Sijmborch en Dijrcken 8.5 rijnsgulden per jaar moet uitkeren met zijn hoeve als onderpand, als en deel van hun erfenis.
Het blijkt dat zijn broer Henric ook 8.5 rgl aan zijn zusters moet betalen. op zijn Hoeve ter Nijeuwenhuijse.
Broer Peter erft de Hoeve te Heijlaer onder Hage 'Prinsenhage en moet zijn zusters elk 10 rgl per jaar betalen. Deze broer verdwijnt verder uit dit verhaal.
Later zal blijken dat ook Sijmborch enige gronden op Nieuwenhuizen heeft geërfd. Dit betreft t Grafbroeck grenzende ten zuiden en westen aan Willems hoeve, ten oosten aan de Mark en ten noorden aan Henrics hoeve.
Het was drie buijnder beemden en een buijnder weide. Hier uit zal later de hoeve de Blauwe Kamer ontstaan, welke in het verloop van deze geschiedenis nog een rol speelt.
De familie van der Daesdonek blijkt dus bezitter te zijn geweest van de beide hoeven.
Nu ligt er ten zuiden van deze hoeven het goed Daesdonck met enkele hoeven, waarop in latere jaren zelfs een kasteeltje heeft gestaan.
Men zou dus kunnen veronderstellen dat deze familie naar dit goed is genoemd of omgekeerd en dat ze het hebben bezeten.
Daarvoor is in de geschreven geschiedenis geen enkele aanwijzing te vinden en zeker vanaf 1495 is het goed niet meer in het bezit der familie.
Uit verschillende stukken blijkt dat Peter van der Daesdonck de voorgaande eigenaar van de twee hoeven was. Hij had ze geërfd van zijn moeije tante Liele van der Daesdonek.
In het necrologium van de Olv kerk in Breda staat "vinAugustus Ca. ObisusPetri de Daesdonek&Crittineeins ttxorttseumJohanneftlio C“Liliaftliaeorumquidedit Capitula ciphttsUrgenties dequibisfactus en thuribuittm nostrum argentium."
In de hervormde voorm. rk kerk van Ginneken bevindt zich een grafsteen met wapen en opschrift "Hier leijt begraven... Peter van Deasdonc en Juffouw Cristien van den Camp zijn huijsvroew met hare kinderen. Hij sterft int jaar ons Here MCCCC en xi (1411).

Uit een schepenbrief van Hoogstraten van 20/12-1444 blijkt dat Amelijs van der Daesdonck cureijt (pastoor te Meerle goederen vermaakt aan zijn natuurlijke zoon Hijnrick.
Hij bepaalt, dat als zijn zoon zonder wettige kinderen overlijdt, deze goederen overgaan aan Jan en Liele. kinderen van Peter van der Daesdonek.
Tenslotte wordt Liele van der Daesdonck nog in enkele acten omschreven als oude-moeije van de kinderen Peter. Henrick. Willem, Sijmborch en Dijrcken.
Daarmee ontstaat de hiertegenover gegeven stamboom die dus als oudste eigenaar Peter, de vader van Liele en Jan aangeeft. Deze stamboom reikt dan nog juist tot de 14e eeuw.
Vanaf het moment dat de geschreven geschiedenis begint blijkt er met de erfenissen van Heinrick en Sijmborch een ingewikkelde affaire van koop en verkoop. erfchijnsen en hun wettelijke gevolgen te beginnen. Uit deze erfenissen ontstaan later de hoeven Nieuwenhuizenen Blauwe Kamer en (tijdeiijk) de Moerhoeve.
Gedurende de beschrijving van de historie van Schoondonck zullen deze hoeven nog enkele malen van belang zijn.

Schoondonck van 1500 tot 1565

Ten einde informatie te geven over de tiid waarin dit deel van de geschiedenis speelt, volgt een kort overzicht van de voornaamste gebeurtenissen in Brabant en met name in de Baronie van Breda.
Deze gegevens zijn voornamelijk gebaseerd op 'Beschrijving der stadt ende lande van Breda"door Thomas Ernst van Goor.
In 1394 wordt Johanna van Polanen 2 jaar oud, onder voogdij van Hendrik van de Leek Vrouwe van Breda. Zij trouwt in 1403 met Engelbrecht I van Nassau, welke in 1443 overlijdt. Johanna overlijdt in 1446.
Haar zoon Jan wordt in 1446 gehuldigd als nieuwe Heer van Breda. Onder het bestuur dezer vorsten is het in de Baronie vrij rustig.
maar In 1475 volgt Engelbrecht zijn vader op als Heer van Breda. Ook de eerste iaren van zijn bewind verlopen rustig, maar in 1489 vinden in de omtrek nogal wat plunderingen plaats en in 1490 brandt een flink deel der stad Breda af.
inmiddels overlijdt graaf Engelbrecht in 1504 en wordt opgevolgd door Hendrik, de zoon van Engelbrechts broer Jan.
Vanaf 1515 tot 1539 woedt in deze omstreken de pest, waarvan de gevolgen werden versterkt door een zeer grote stadsbrand in 1534, waarbij vrijwel de gehele stad Breda afbrandde en ook alle archieven van vóór 1534 verloren gaan.
Met uitzondering van de schepenbrieven van 1495 tot 1534, welke waarschijnlijk op dat moment ten huize van de secretaris der stad waren in strijd met de voorschriften .
Graaf Hendrik overlijdt in 1538 en wordt opgevolgd door zijn enige zoon Reijnier. die omdat hij van zijn oom Philibert de Chalons. Prins win Oranje, het prinsdom Oranje erfde, verder de naam Reijnier van Chalons Prins van Oranje voert.
In 1542 bevond Maarten van Rossum zich met een flink leger in deze omgevingen toen Reijnier zijn troepen tegen hem inzette, liep hij bij Brasschaat in een hinderlaag en ontsnapte ternauwernood binnen Antwerpen.
Van Rossum bezette o.a. het kasteel van Hoogstraten en zijn troepen zullen dus ook wel in deze buurt geplunderd hebben. Reijnier sneuvelt in het beleg van St Dizier onder leiding van Keizer Karel v in 1544.
de erfenis gaat naar zijn neef Willem, de oudste zoon van Willem van Nassau, de broer van Reijniers vader Hendrik.
In 1552 worde Breda en omgeving geteisterd door een grote overstroming, waarbij het water op de grote markt tot aan de put stond. Inmiddels is de hervorming ook doorgedrongen in deze streken en op 22 augustus 1566 begint in Breda de beeldenstorm en daarmede een zeer turbulente tijd.
Daarom eindigt dit eerste deel van de geschiedenis in het jaar 1565.

De hoeve ter Schoondonck en haar eigenaren

Zoals eerder gezegd is de eerste vermelding van Schoondonck te vinden in een schepenbrief van 8 januari 1500 en de hoeve is dan in het bezit van Willem van der Daesdonck.
Een akte van 1508 vermeldt dat de abdisse en het kapittel van Thorn (Midden-Limburg) tienden heft op een doel van Schoondonck.
Het rechtvan tiendheffing wordt door de abdisse verpacht aan belangriike heren uit de streek zelve, maar ook deze verpachten de tiendheffing weer. Zo worden de tienden van Nieuwenhuijsen en Schoondonck voor - zester rogge (1 zester is ca. 350 liter en is ongeveer ƒ 5,-waard door Matthijs de Valck schepen van Ginneken gepacht van Peter van der Daesdonck (broer van Willem), die drossaert van Brabant is.
De eigenaren van onroerend goed hadden vroeger, net als nu hypotheken nodig. Deze werden toen erfchijnsen genoemd.
Zo verkocht Willem van der Daesdonck twee erfchijnsen van resp. 4 en 12 rijnsgulden per jaar tegen de penning 16 aan de weduwe Dijrcks. Met de penning 16 bedoelt men dat deze erfchijns kon worden afgekocht met 16 maal het jaarbedrag ofwel de hypotheekrente bedroeg 6.25%.
Bij de inschrijving van deze erfchijnsen in het vestboek wordt Jan Jan Aert Sijmonis als pachter genoemd.
Bij verkoop van de hoeve Nieuwenhuijsen door broer Henric blijkt dat er eer. stuk heide ongedeeld toebehoort aan de drie hoeven. In 1516 verklaart Matthijs de Vaick, ca. 80 jaar oud.
dat hij vroeger in dienst is geweest van Liele van der Daesdonck. Dit geeft dus een indruk van het tijdstip waarop deze Liele nog leefde, namelijk tot 1450 tenminste, aangezien hij 'vele' jaren in haar dienst is geweest.
Deze Lieie kreeg van Jan van Nassau een groot stuk heide waarin een rond ven lag. Hij gaf echter de moer, dus de turf daarin, aan zijn kok. Jan Peters, die deze mocht uitgraven. De grond echter behoorde aan Liele.
In het leenboek van Ginneken 1526 staat "Tgoed van Schoondonck vermeld als leenpiichtig aan de heren van Breda.
Bij de verkoop van Schoondonck aan Jaspar van Spagnien in 1527 blijkt dat er nog 2 buijnder beemden in de polder Craijenest onder Hage bij de hoeve behoren.
Hierbij worden ook de gemeenschappelijke heiden nauwkeuriger omschreven en wel ca. 54 bdr. gemeen aan Schoondonck en Blaauwcamer en ca. 6s bdr. gemeen aan de drie hoeven.
Welke prijs voor de hoeve werd betaald wordt niet gezegd. Willem van der Daesdonek krijgt in ieder geval een leenrente van 80 rijnsgulden (waarde ca. 1400 rgl en een erfchijns van 17 rgl de penning 18 ca. 300 rgl. Er blijken ook nog 4/5 bdr. beemden in Halle onder Borgst nabij Hage toe de hoeve te behoren.
In 154O heeft Jaspar van Spagnien geld nodig en verkoopt dus een erfchijns van 25 rgl aan Job Ruth, apotheker, die toen dus kennelijk ook al bij de zeer welgestelden behoorde.
Op 7 januari 1550 verschijnt Ienaert Jan Ghorijszoon op Schoondonck wonen de voor schepenen van Ginneken om met de voogd en de toeziender de erfenis van ziin minderjarige zoon Jan te regelen.
De zoon krijgt alles wat zijn moeder bij het huwelijk inbracht. Dit zijn veel kleine erfchijnsen op goederen in Zundert en Wernhout. Ziin totale erfenis beloopt ca. 285 rijnsgulden.
Het is aannemelijk dat vader Lenaert minstens een zelfde bedrag erft. Het gehele familiebezit was zeker 570 Rijnsgulden. De familie was dus niet onbemiddeld.
In 1552 verkoopt Van Spagnien de hoeve aan Heijlwig van Achelen. weduwe de Roover. die de andere hoeven reeds in haar bezit heeft. De hoeven zijn dus weer herenigd. De pachter van Schoondonck blijkt ook wel Lenaert de Doneker te worden genoemd.
In 1555 verschijnt een nieuwe pachter, namelijk Jan Lenaert Janszoon. Dit is dus vrijwel zeker de zoon van Lenaert de Doneker. Hij is vergezeld van 2 borgen, waaronder zijn broer Laureijs Lenaert Janszoon.
Bij de regeling van de erfenis enkele jaren eerder wordt geen broer genoemd. Deze broer is nu echter volwassen, want anders kun je geen borg zijn. De broer moet dus ten tijde van de erfenis regeling ook al volwassen zijn geweest en heeft dus toen kennelijk zijn aandeel al gehad. De familie was dus nog rijker dan hiervoor aangegeven.
De pacht bedraagt 112 karolusgulden, 13 zester rogge. 6 veertel boekweit, een vet kalf en nog boter en kapoenen. Totaal is dit ca. 160 kgl. De pacht geldt voor 12 jaar. meteen mogelijkheid tot opzeggen na 6 jaar.
In 1556 heeft Heijlwig van Achelen geld nodigen verkoopt een erfchijns van 1oo kgl aan Jaspar van Spaengien. Volgens haar rusten er geen andere lasten op Schoondonck behalve 's heren chijns en dus zijn alle vroegere erfchijnsen afgelost en de Thornse tienden dan?.
In 1561 blijkt Jan Lenaert verdwenen en pacht Jan Wouter Janszoon van Loon de hoeve voor jaar voor 140 kgl. zonder bijkomende rogge etc. Wel worden duidelijke afspraken vastgelegd over beheer, onderhoud en gebruik van de hoeve. Hij mag niet onder verhuren of verpachten. Hij moet het land goed bemesten.
De nu aanwezige hoeveelheid mest moet bij vertrek uit de pacht ook weer aanwezig zijn. Dit wordt aangegeven op de staander van de koestaldeur.
In het laatste jaar moet hij evenveel vee houden als in de jaren daarvoor, Hij moet alle wegen, dreven, paden, greppels, waterlopen, hekken, heggen en afscheidingen onderhouden.
En nog vele andere bepalingen. Eén bepaling doet wellicht wat vreemd aan en welk Mocht de pachter of zijn vrouw overlijden vóór "Vrouwendach assumptio in augustus dan mag de pacht worden beeindigd op de eerstvolgende 1 maart.
Vindt het overlijden later plaats, dan loopt de pacht nog een vol jaar na de eerstvolgende maart.
De pachten van Nieuwenhuijsen en Blauwcamer bedragen resp. ca. 125 en ca. 120 kgl Met de pacht van de Moerhoeve is de pachtopbrengst meer dan 400 kgl.
Dit is een behoorlijk inkomen. De Moerhoeve is een kleine nieuw opgezette ontginning op het terrein behorende bij Nieuwenhuijsen. De weduwe de Roover bezat ook nog veie andere goederen in Brabant, o.a. in Vosmeer en Helmond en was dus zeer rijk.
Jan Wouter overlijdt en in 1565 wordt Cornelis Godert Michiel Robs zoon de nieuwe pachter. De pacht bedraagt 100 kgl, echter nu weer met 12 zester rogge.
2 veertel boekweit. 40 maten boter. 6 kapoenen en een vet kalf of een vette hamel. Hierbij kwamen nog enkele diensten, zoals stookmateriaal naar het huis in Breda brengen. 1 dag mevrouw rondrijden door Brabant en jonge bomen ophalen, en planten.
Deze diensten mogen. niet gevergd worden in zaai of oogsttijd, en kunnen worden afgekocht met 6 kgl. In een extra acte wordt afgesproken dat de pachter in het eerste jaar, de ossenblokken, ca. 3 bdr heide moet ontginnen, bemesten en inzaaien met haver.
De verpachter zal de benodigde mest bestellen en per schip laten aanvoeren. De pachter moet de mest uit het schip halen en betalen: dit kan hij later op de pacht korten.
Als het schip Schoondonck niet kan bereiken, moeten de pachters van Nieuwenhuijsen en Blauwcamer gedogen dat de mest bij hen wordt gelost en door Comcijs wordt opgehaald. De opbrengst van het eerste jaar is voor de helft voor de verpachter.
In het tweede jaar is de gehele opbrengst voor de pachter. Daarna mag geen graan meer worden ingezaaid. Het moet weiland worden en het moet worden omheind.
Op 18 mei 1565 verkoopt juffrouw van Achelen de 4 hoeven aan Gerard Grammaije, heer van s Grevenwesel en deze verkoping leverde ongeveer 10.000 kgl op.
De weduwe heeft het geld kennelijk direct nodig, want op 26 juni Hóe leent zij op schuldbekentenis 10.500 kgl. van Jan Roo van Utrecht. Dit bedrag moet op 15 november 1565 in Antwerpen worden afbctaald.
Van belang voor het tijdsbeeld is het testament van de weduwe de Roover dat op 30 december 1569 onze tijdrekening 1568 in haar huis te Breda wordt geopend, na haar overlijden tussen 5 en 6 uur des middags.
Het testament was door de echtelieden opgcstcid op 20 oktober 1540 en aangevuld met enkele codicillen.
Uit dit testament blijkt dat de familie in zeer goede doen is, want zolang de scheiding en deling duurt krijgt elke der viif kinderen 4 zoons, 1 dochter 250 kgl.
jaargeld.Voorts zijn er legaten tot ca. 1500 kgl. Zii maakt als weduwe in 1563 nog enkele aanvullingen op het testament.
Ter ene zijde is haar bedoeling de kinderen te beletten zich aan te sluiten bij "verboden secten of heresien ofte herdoperten", kortom bii de reformatie. Dit betekent ontervingen verdeling van het desbetreffende erfdeel onder de andere geloofsgetrouwe kinderen.
Ze is echter ook erg te goed van vertrouwen, want zij verzocht haar kinderen om indien de afgedwaalde berouw toont en terugkeert naar de grapprobeerde religie.
deze het erfdeel terug te geven. Zouden ze zó eerlijk zijn? Ter andere zijde zijn er zorgen om haar ongetrouwde dochter. Deze dochter, nu eens Heijlwig dan weer Helena genoemd, doet zeer veel voor moeder en daarom krijgt zij extra erfdelen.
Omdat een deel der goederen leengoederen zijn, die normaliter niet in vrouwelijke lijn vererven, heeft zij zelfs een koninklijk (Spaans) octrooi verkregen, waardoor ook haar dochter leengoederen kan erven.
Zij bepaalt dat haar dochter slechts mag trouwen met een bruidegom die de goedkeuring van haar broers en haar beste vrienden kan wegdragen. Zo zij anders trouwt, vervallen al haar extra rechten en deze vallen toe aan haar broers.
Wederom een groot vertrouwen in de eerlijkheid en eerbaarheid van de kinderen. Het is niet bekend of. en zo ja hoe. de dochter is getrouwd.
Onder de legaten zijn er enkele aan onwettige kinderen van de overleden echtgenoot en van haar oudste zoon. Hier is dus duidelijk sprake van een dubbele moraal.
Tot slot: het beeld van Schoondonck in deze tijd is zeer fragmentarisch en zegt meer over de eigenaren dan over de pachters. de eigenaren zijn zeer duidelijk welgesteld en bekleden belangrijke posities in Brabant. De pachters hebben kennelijk vrij rustig op de hoeve kunnen leven en hard werken.
Bij de aanvang van de geschreven geschiedenis (1500) werden de goederen tussen Boeverijen ten Noorden, de Mark ten Oosten.
Daesdonck ten Zuiden en de woeste gronden van de Heren van Breda ten Westen, door erfdeling verdeeld in 2 grote hoeven en een klein stukje.
Het kleine stukje in handen van Sijmborch van der Daesdonck en haar man Claus van Etten groeide sterk ten kosten van Nieuwenhuijsen, het bezit van Henric van der Daesdonck.
Dit bezit groeide uit tot de hoeve Blaauwcamer, waarbij de gronden dezer beide hoeven erg door elkander lagen. Op Nieuwenhuijsen ontstond ook nog een kleine ontginning, de Moerhoeve. In 1565 zijn alle hoeven weer in éen hand, namelijk van de weduwe de Roover.
Ook de pachters van Schoondonck lijken in redelijke welstand te verkeren. Een erfdelingslijst op een bezit van tenminste 600kgl. De pachtsom van de grote hoeven ligt tussen 100 en 150 kgl.
Op de hoeve Schoondonck werden in elk geval verbouwd: rogge, haver en boekweit. Aan dieren waren aanwezig: koeien, paarden, geiten en kippen, en hoewel niet genoemd ook schapen. Voorts werden benut: hout, hakhout, turfen strooisel.

Roerige tijden 1565-1650

Allereerst een schets van het tijdsbeeld aan de hand van Thomas Ernst van Goor. Dit is in hoofdzaak de tijd van de 80-jarige oorlog 1568 -1648'. Die oorlog ontstond mede ten gevolge van de kerkelijke reformatie. welk in die tijd vaste voet kreeg in de Nederlanden.
Op 22 augustus 1566 brak in Breda de beeldenstorm los die twee dagen woedde. Daarna werd in overleg met prins Willem van Oranje, heer van Breda, besloten tot een aantal maatregelen om de rust te doen weerkeren.
Een belangrijk aspect hiervan was dat men terzake van de religie geen dwang wilde uitoefenen.
Kort daarna, in begin 1567. vertrok prins Willem van Oranie naar Duitsland vanwege de houding der Spaanse koning. Breda werd daarna in bezit genomen namens de koning. Bij het uitbreken van de 8o-jarige ooriog was Breda dus Spaans bezit.
Nadat in 1575 onderhandelingen te Breda over vrede mislukten, werd Breda na een beleg van ca. 2 maanden op 4 oktober 1577 overgegeven aan de Staatse troepen.
Echter reeds op 28 juli 1581 werd de stad door verraad weer in Spaanse handen gebracht. werd de stad zwaar geplunderd en werden vele burgers vermoord Spaanse furie). de stad moest zwaar betalen, de bezetting gedroeg zich zeer bruut en vele burgers vertrokken naar elders.
In 1583 klaagden de magistraat tegen de stadvoogd dat er nog maar amper 400 burgers in de stad waren.
Op 10 juli 1584 wordt prins Willem in Delft vermoord en wordt hij opgevoigd door Philip, Willems zoon, die echter door de Spaanse koning als een soort gegijzelde werd beschouwd, maar hij kon wei zijn erfenis in ontvangst nemen.
Hij overleed te Brussel op 20 februari 1618. Op 4 maait 1590 kwam Breda weer in Staatse handen door middel van het binnen brengen van soldaten met het turfschip.
Echter, ook nu moest de stad weer veel betalen voor het inkwartieren van de troepen en hun onderhoud.
Het totale bedrag daarvoor was 87.684 gulden. In juni 1590 volgde een poging tot beleg van Spaanse zijde, hetgeen echter mislukte; evenals pogingen in september 1599 en september 1600.
In 1603 was er weer eens brand in de stad hetgeen 53 woningen in de omgeving der Haagdijk in de as legde. In 1618 werd prins Philip opgevolgd door prins Maurits.
Op 28 augustus 1624 werd Breda weer omsingeld door spaanse troepen onder leiding van Spinola. Deze liet in de omtrek vele huizen platbranden en bossen en ruigten platslaan om zijn beleg grootscheeps op te zetten. Op 2 iuni 1625 gaf de stad zich over.
Intussen overleed prins Maurits op 23 april 1625 en werd opgcvolgd door zijn broer Frederik Hendrik. Onder leiding van de beide prinsen werden vele pogingen tot ontzet ondernomen, die wel veel vernielingen veroorzaakten, doch de stad niet konden redden. Ook onder de Spaanse bezetting moesten de stad en de omgeving weer veel geld opbrengen voor de troepen.
In opdracht van Frederik Hendrik staat graaf Hendrik van Nassau op 21 juli 1637 het beleg rond Breda. Hierbij werd een linie van circumvallatie aangelegd rond de stad en haar belegeraars, om deze laatsten te beschermen tegen aanvallen van buitenaf.
Voor ons is van belang dat deze wal liep van Ginneken langs het Mastbos richting Hage. In augustus 1637 komt het Spaanse leger onder bevel van de kardinaal-Infant met ca. 23000 man aan in Reisbergen en tracht een weg te vinden de stad te ontzetten.
Dit mislukt en na ca. 3 weken breekt het leger op en verdwijnt naar Limburg. Op 1o oktober 1637 geeft de Spaanse bezetting zich over en komt Breda weer in Staatse handen.
Frederik Hendrik gunde de stad vele voordelen en privileges, opdat de stad en haar omgeving zich weer spoedig zou herstellen van het oorlogsgeweld.
De prins sterft op 14 maart 1647. In de tussentijd fungeerde op gezag van de Spaanse koning graaf Jan van Nassau als heer van Breda van 1630 tot 1637.
Prins Willem volgde als enige zoon van Frederik Hendrik zijn vader op. In 1648 volgt de vrede van Munster waarmee de 80-jarige oorlog wordt besloten. Voorwaar een roerige tijd.

Schoondonck in oorlogstijd 1565 -1650

Zoals reeds beschreven kocht Gerard Grammaije Schoondoncken de andere hoeven op 18 mei 1565 de omschrijving luidt als volgt: 'vier hoeven liggende onder de parochie van Ginneken opte rivier van de Marcke zuijdwaert aan de heijningen, goeden ende erftnisse van der Daesdonk.
Westwaert aen mijn gened, heren prince van Oraengien vroente oft heidde ende nijeuw bosch ende noortwaert aen de heijninge,goeden ende erffe nissen van de boeverije met noch alsuleke cleijbeemd tsschen de zeven oft acht buijnder daartoe behorende (...) als die onder de parochie van de Hagen soo in Halle als in Craije nest gelegen zijn. Genaemt de eerste hoeve Schoondonck. de tweede Blauwkamer. de derde Nijeuwenhuijse en de vijerde het Moerhoefke.
Op Schoondonck rust nog een erfchijns van 100 kgl aan de erfgenamen van Cor nelis van Spaingen. Een bedrag van 10698 kgl dat Grammaije voor deze koop nog schuldig is zal in termiinen worden betaald. Uit enkele acten blijkt dat Grammaije nog al makkelijk geld leent.
Op 9 september 1566 verkoopt Grammaije de hoeven weer en wel aan Anthoni van Stralen, ridder van Merxhem, Dambrugge etc. de schuld van ruim 10.000 kgl die Grammaije nog steeds heeft aan de weduwe Roovers drukte nog op de goederen doch nu neemt hij ze voor eigen rekening.
Nu ontstaan er problemen, waarschijnlijk verband houdende met de zojuist begonnen oorlog. In 1568 stelt Grammaije de goederen namelijk als zekerheid voor een schuld. Ook pachtacten in 1568 en 1569 worden afgesloten met Grammaije.
Ook voor Schoondonck wordt een nieuwe pacht afgesloten door Grammaije met Cornells G. M. Robszoon. De pacht en de pachtvoorwaarden zijn vrijwel woor delijk gelijk aan die van 1565. Erbij komt een ontginnings piicht op een stuk heide ge legen aan de Mark tegen Daesdonck.
de verpachter levert voor 10 kgl mest en van de ingezaaide haver moet de halve opbrengst in zakken bij de verpachter worden geleverd.
Grammaije gaat door met lenen en heeft de erven de Roover nog steeds niet betaald. Zij verkopen hun vordering in 1571 aan Conrad Schetz.
Tenslotte blijkt uit een in het Frans gestelde acte dat Grammaije in de gevangenis van Treurenbosch in Brussel zit, vanwege een schuld van 4000 kgl ingevolge een vonnis van de Staten van Brabant.
Deze staten geven in 1576 toestemming om de pacht op de hoeve met 1 jaar te verlengen. Pas in 1584 vinden we een nieuwe pachtovereenkomst, nog steeds met Cornells G. M. Robszoon. De verpachter is nu Jan van Berchem.
ridder, heer tot Ranst, waarschijnlijkals vertegenwoordiger van de heer van Breda, dat dan in Spaanse handen is. Het pachtcontract is hetzelfde als in 1569.
Bij een pachtacte van Nieuwenhuiisen protesteert Johan Turck namens Grammaije tegen de verpachting van Schoondonck door van Berchem.
Bij een verpachting van Blauwkamer in 1585 wordt de verpachter omschreven als: Sr. Johan Turck.
rentmeester van sijne ma.t. en de hoeve als '"Blauwkamer toebehoort gehadt hebben. Sr Gerard Grammaije en over zulcx gesaiseert. "Derhalve Grammaije had schulden niet voldaan. In verband met het niet voldoen van de erfchijns van 100 kgl gedurende de laatste jaren.
leggen de erfgenamen van Spaegnien i.c. juff. Catharina van Spaegnien in 1590 beslag op Schoondonck.
De betreffende acte vermeldt Cornells Goderts als voorgaande pachter en Adriaan Coremans als nieuwe pachter.
In 1592 laat vrouwe Margriete van Lalaing, jonevrouwe van Hoochstraten ook beslag leggen op o.a. Schoondonck vanwege schulden van Grammaije.
Terzelfder tijd verpacht zij de hoeve aan Adriaan Cornells Coremans. De pacht is nog steeds 1oo kgl. De bijkomende lasten zijn verminderd tot alleen 1o zester rogge vanwege de door Adriaan in verleden jaren geleden schade oorlogsschade of wateroverlast?.
In 16oo treedt de heer van Breda weer op als verpachter, zoals blijkt uit een verantwoording van de inkomsten uit de goederen van de heren van Breda.
De rivier de Mark geeft in deze tijd problemen en daarom gaat een commissie uit Breda van buitenburgemeester en 3 schepenen te voet de gehele Mark langs vanaf zijn oorsprong in Merksplas tot Breda toe.
In het verslag van 1611 vermelden zij Schoondonck. weleke (...) opgewonnen ende geëvenceert is bij verscheiden rentieren renten daarop heffende. d'heeren Staten van Brabant tersaecen van tachterheijden van Grammaijje hebben noch groote actiën daerop.
Uit dit verslag blijkt dat de de Mark boven Schoondonck 8 a 10 m.
breed is en ter hoogte van Ginneken 13 a 15 m. Ze is navigabel tot Blauwkamer voor schepen van ca. 50 ton en vaak ook nog tot Schoondonck.
Het hooi van de beemden onder Hage kon dus per boot naar de hoeve worden gebracht. Dit is eenvoudiger en goedkoper dan per kar.
In 1620 verschijnt Gooswijn van Stralen voor het leenhof in Breda om de leengoederen te verheffen omdat zijn vader is overleden.
Omstreeks deze tijd wordt ook een kaart van deze omgeving getekend in opdracht van Prins Maurits, omdat deze stukken heide wil kopen voor de aanleg van het Mastbos. Deze kaart is met de hand ingekleurd en is getekend door R. Lips, gezworen lantmeter.
Na enige briefwisseling tussen de Prins en de rentmeesters geeft de Prins op dracht de daartoe benodigde gronden te kopen en geeft hij een zeer precieze om schrijving van de begrenzing van het Mastbosch door een wal en twee sloten.
deze begrenzing is nu nog op vele plaatsen in het Mastbosch terug te vinden. de erfgenamen de Roover trachten in 1624 om de koopsom van 10.600 kgl los te krijgen van de weduwe van Gooswijn.
Anna van der Aa. de Hooft- en Leenbank in Breda wijst deze vordering toe. de Raad van Brabant vernietigde deze uitspraak weer. De verklaring van deze uitspraak ontbreekt helaas.
In 1627 verschijnt weer eens een pachtakte van Schoondonck. Mevrouw van de Aa verpacht de hoeve aan Daniël Daniels van Brecht. Als voorgaande pachter word genoemd de weduwe van Cornelis Adriaan Coremans.
Het blijkt dat de hoeve is verwoest. Daniël moet een nieuwe hoeve bouwen en betaalt in het eerste jaar daarom maar 125 rgl.
in volgende jaren wordt dit 240 rgl Deze verwoesting zal dus wel in 1624 zijn gebeurd toen Spinola rondom Breda alles liet platbranden. Ook Nieuwenhuijzen blijkt te zijn verwoest.
Over de Blauwkamer wordt niets vermeid doch bij vergelijking van de kaart van 1621 met een soortgelijke kaart uit 1651 lijkt ook deze hoeve van plaats veranderd te zijn. Op recente luchtfoto', is de plaats van de oude hoeve Schoondonck nog duidelijk te zien.
De verpachter zal op haar kosten nog een schuur van 3 of 4 gebinten en een paardestal doen bouwen. In deze acte is ook voor het eerst sprake van een erfchijns van 2 potten wijn voor de kerk RK of protestant? te Ginneken.
In 1633 blijkt dat de verpachter haar verplichtingen niet is nagekomen. In overleg met haar vertegenwoordiger Anthonij Dijrven word afgesproken dat de pachter in 1628 125 rgl zal betalen en verder 1oo rg! per jaar. Vanaf maart 1632 wordt een nieuwe pachtovereenkomst gesloten voor I25 rgl per jaar.
De zaak omtrent de 10600 rgl tussen de erven de Roover en mevrouw van der A; wordt door een minnelijke schikking in 1643 opgelost. Tussen de regels van het accoord doorgelezen lijkt het erop dat de erven de Roover zijn afgekocht.
Nu de 8o- jarige oorlog is beëindigd worden de processen omtrent het bezit van de hoeven in alle hevigheid gevoerd.
Ten aanzien van Schoondonck zijn er weinig problemen, de familie van Stralen blijft in het bezit, uiteindelijk krijgen zij ook de beide andere hoeven. Het Moerhoefke is verloren gegaan.
De drie hoeven zijn ver moedelijk alle drie herbouwd, Nieuwenhuijzen aan de Mark en tegen de grens met Bouvigne op de plaats van de Moerhoeve? . Blauwkamer is min of meer ter plekke gebleven en Schoondonck is ca. 300 m meer naar het zuidwesten herbouwd.
Hoelang Schoondonck niet in gebruik is geweest is onbekend, in 1591 is Adriaan Cornelis Corcmans pachter. de volgende pachtacte van 1627 vermeldt nog de weduwe van Cornelis Adriaan Coremans als pachter.
Wat haar relatie is met de pachter Adriaan Cornelis Corcmans. is niet bekend. Zij zou de vrouw van de zoon kunnen zijn. Hoelang zij de pacht gehouden heeft is ook niet bekend.
Ook blijkt nu dat er een groot stuk heide gemeenschappelijk en ongedeeld toebehoort aan de drie hoeven.

Het leven des gerusten landman 1650-1787

De tachtigjarige oorlog is afgelopen.
Men krijgt nu de tijd om orde op zaken te stellen en de gevolgen van deze langdurige oorlog op te ruimen. Prins Frederik Hendrik is in 1647 overleden en wordt opgevolgd door zijn zoon Willem II.
Deze wordt in 1650 ingehuldigd als heer van Breda, maar overlijdt nog datzelfde jaar aan een uit de hand gelopen kinderziekte.
Zijn zoon Willem III wordt na zijn vaders dood geboren en kan eerst in 1668 bij zijn meerderjarigheid worden ingchuldigd. In 1672 breekt er oorlog met Frankrijk uit.
De Franse troepen dringen vanuit het Oosten door tot in de Baronie, maar worden door het Bredase garnizoen verdreven. voor zij schade kunnen aanrichten. Voor het Markdai gaf dit geen probleem.
In 1701 wordt er tussen Breda en Dongen op de heide een groot leger verzameld. In 1702 overlijdt Willem III en aangezien hij geen kinderen naliet vermaakt hij al zijn bezittingen aan Jan Willem Friso (Willem IV) Vorst van Nassau, enerzijds afstammende van Jan van Nassau, de broer van Willem 1 en anderzijds van Albertina Agnes, de zuster van Frcderik Hendrik.
Over deze erfenis ontstaat grote onenigheid met koning Frederik van Pruijssen. Deze was een zoon van Louise, de oudste dochter van Frederik Hendrik.
Als Willem IV in 1711 vanuit het zuiden op weg is naar Den Haag, voor een gesprek met de Pruijsische koning, verdrinkt hij bii Moerdijk.
Zijn zoon Willem V wordt na zijn dood geboren en krijgt als regenten, zijn moeder Louise en zijn grootvader, de landgraaf van Hessen-Kassel.
In 1730 wordt Willem V meerderjarig en in 1732 worden de erfeniszaken eindelijk geregeld tussen hem en de zoon van Frederik. Frederik Willem van Pruissen.
Dit leidt er toe dat Willem V in 1737 wordt ingehuldigd als heer van Breda. In 1644 nemen wij afscheid van Thomas Ernst van Goor als geschiedschrijver en wenden we ons tot A.J. van der Aa. Geschiedkundige beschrijving van de stad Breda en hare omstreken 1845.
Al deze jaren blijft het rustig en vredig in de Baronie en eerst in 1793 volgen er weer oorlogshandelingen welke echter buiten de hier Inschreven periode vallen.
Gedurende de gehele periode van1650 tot 1788 maakt de Baronie niet echt deel uit van de Verenigde Provincies en men kan deze streken het best omschrijven als wingewesten (zeg maar: koloniën .
Zeer veel bezittingen kwamen in handen van mensen van buiten Brabant). Dit zal ook blijken te gelden voor Schoondonck. Het beschreven tijdvak geeft echter de pachters alle gelegenheid om hun bedrijf door zeer harde arbeid winstgevend te maken.
Dit gebeurt ook met name door voortgaande ontginning der heiden en het omzetten van de dennebossen in bouwland.

Schoondonck in rustige ontwikkeling

De aankopen die prins Mauries omstreeks 1623 deed voor de aanleg van het Mastbosch zijn in 1654 kennelijk nog niet betaald.
De weduwe van Stralen wendt zich dus tot de prinses-douariëre regentes voor Willem III en stelt voor als gedeeltelijke betaling een stuk grond tussen Bouvigne en Nieuwenhuyzen aan haar over te dragen om als oprijlaan huidige Reeptiend te dienen voor Nieuwenhuyzen.
Eerst 5 jaar later wordt gereageerd en vindt de overdracht plaats. Bij deze overdracht blijkt tevens dat de heer Willem Huijgens uit den Haag de drie hoeven heeft geërfd.
de resterende schulden worden in 1789 verrekend bij de verkoop van de gemeenschappelijke heiden door de heer Motman aan de Prins van Oranje.
In 1687 klagen de pachters der drie hoeven over zware wateroverlast en vragen om pacht verlaging. Of dat is gelukt is onbekend. Jan Daniel Daniels is pachter van Schoondonck.
Zijn naam zou er op kunnen duiden dat hij een zoon is van de in 1638 genoemde pachter Daniel Daniels van Brecht.
In het Chijnsboek van Ginneken dat is bijgchouden van 1698 tot1787 vinden we de namen van alle eigenaren in die periode en een omschrijving van de chijnsplichtige percelen. Voor Schoondonck zijn dat er vier.

1
De leegenbeemd of gansweijden aan de Mark voor 1 stuiver.

2
Een stuk voormalige moergrond aan de overzijde van heerstraat (galderseweg) voor 1 1/2 stuiver.

3
de helft van ca. 54 buinder heide (de andere helft is voor Nieuwenhuijzen) voor 36 stuivers.

4
Een derde deel van 65 bdr. heide (de rest is voor Nieuwenhuijzen en Blauwkamcr) voor 8 3/8 stuiver.

De heer Huijgens is een zoon van Rutger Huygens en Anna Margaretha van Stralen, dochter van Gosuijn van Stralen.
Het chiinsboek vermeldt twee pachters zonder opgave van data. Corn. Gijsb. Oomen wordt genoemd in enkele acten uit 1731 Van Jan Daen Neven ofNelen (onduidelijk leesbaar ontbreekt eik spoor.
Na het overlijden van heer Huijgens moeten de goederen getaxeerd worden voor het recht van collaterale successie of 2O ste penning (= 5%) Dit gebeurt in 1699 eN we krijgen een opsomming van de percelen, waarbij grootte en gebruik wordt vermeld.
Ook wordt vermeld of de percelen leenplichtigl zjn aan de heren van Breda. Als niet leenplichtig worden vermeld drie percelen aan de Mark met een oppervlakte van 1 bdr 118 roeden. Verder blijken de buitendreef (nu Galderscweg).
de binnendreef Tussen Daesdonek en de Blauwkamer oude GalderscwEg, en de huisdreefvan de hoeve naar de buitendreef niet leenplichtig te zijn. Verder wordt de visserij in de Mark genoemd en de waarde daarvan geschat op 8 gld, hetgeen erop wijst dat deze nog wei wat opbrengt.
Ook worden de gemeenschappelijke heiden vermeld, doch de oppervlakte daarvan zou slechts 20 bdr zijn. de gehele oppervlakte van Schoondonck zou volgens deze registratie ca 19 bdr bedragen.
Dit is uiteraard vreemd, want later zal blijken dat de oppervlakte van Schoondonck ca 112 bdr is. Het is mogelijk dat deze belasting alleen betrekking had op het LEenplichtige deel van het bezit, alhoewel dus enkele niet LEenplichtige percelen in deze acte worden vermeld.
de waarde van Schoondonck, waarbij de opstallen eigendom waren van de pachter, wordt geschat op 7033 gld en die van het gehele bezit op 22421 gld.
Jammer genoeg zijn geen pachtprijzen bekend zodat er geen inzicht wordt verkregen in de opbrengst van de goederen.
De verheffimg van het leengoed Schoondonck geschiedt op 14 januari 1700. Hierbij blijkt dat de nieuwe eigenaar heer Cazijn van der Hell. heer tot de Wiltbaan, Claerbeeck etc. Raedt des Hartoghdoms van Gelder ende Graaffschaps van Sutphen. in de omgeving van Arnhem woont.
In 1731 is Cornelis Gijsbrecht Oomen pachter van Schoondonck. zoals ook in het chiinsboek van Ginneken vermeld is.
Op 28 Juni 1731 ontstaat een conflict tussen Oomen en Johannis Wijniger de ondervorster (onderboswachter van Ginneken) over een kudde schapen, die zich bevond buiten de grenzen van Schoondonck in het Mastbosch.
Dit bos behoort aan de heer van Breda en deze verbood het weiden van schapen in het bos omdat zij daar grote schade veroorzaakten. de schapen werden gehoed door de scheper van Schoondonck welke zeer brutaal optrad tegen Wijniger.
Hoewel deze eigenlijk buiten dienst was en samen met zijn zwangere vrouw Jacoba van Ossenblok onderweg was van Galder naar Ginneken.
nam deze de schapen in beslag en begon ze naar Ginneken te drijven. Even later verschijnen enkele personen, waaronder Oomen. op het toneel en er wordt gevochten met stokken, rieken en hooivorken. Hierbij wordt ook Jacoba niet ontzien.
Als Wiiniger zich erg bedreigd voelt grijpt hij naar ziin snaphaan (vuursteengeweer) en lost een schot dat Oomen in de borst raakt. Hierop wordt hem de snaphaan afgenomen en op hem in stukken geslagen.
Ook Jacoba moet het ontgelden en wordt neergeslagen waarop zij roept: Ontsiet mij niet, maar ontsiet mijn vrugt die ik draag.
Daarna verloopt het conflict. Er worden door de officier Santbergen van Ginneken, processen-verbaal opgemaakt. Hieruit blijkt dat de chirurgijn s'avonds Oomen heeft verzorgd en dat de vroedvrouw op bezoek is geweest bij Jacoba omdat er gevaar bestond voor een quade kraam te mogen krijgen In het totaal schijnen zes personen bij het gevecht betrokken te zijn geweest.
Uit nader verhoor van Wijniger blijkt, dat deze kortgeleden in Bavel in moeilijkheden is geraakt, waarna de officier hem verboden heeft om. zolang de boswachter afwezig was. zich met dergelijke zaken te bemoeien.
Tevens had de officier op het voorstel van Wijniger om toe te zien op het Mastbosch, vanwege klachten over schade gezegd, dat hij daar nu niet aan mocht beginnen.
Het is niet bekend of op deze affaire een gercchtelijkc procedure is gevolgd. Het blijkt dat vriiwel direct na dit voorval de pacht van Oomen afloopt.
Waardoor dit komt is niet duidelijk, overleed Oomen. kreeg hij een vrijheidsstraf of liep het contract af? De hoeve wordt in september openbaar verpacht. De bijkomende pachtvoorwaarden worden uitvoerig beschreven.
De opvallendste zijn: 4 dagen per jaar met paard en kar diensten verrichten, alle normale lasten, zoals chijnsen, belastingen en ook de potten wijn voor de kerk zijn voor rekening van de pachter, de laaggelegen beemden en weiden mogen niet worden gescheurd, de hooggelegen weiden daarentegen wel. de opstallen waren tot nu toe eigendom van de pachter, doch deze worden nu door de verpachter overgenonnen. waarvoor deze, volgens taxatie 1600 gld betaalt aan Oomen (ofzijn erven).
De pacht valt na zeer weinig belangstelling toe aan Jan Jantsen Verdaesdonck voor 240 gld per jaar. Gezien de geschatte waarde in 1699 van ruim 7000 gld en de 1600 gld van de opstallen is dit een zeer lage opbrengst, namelijk ca 2.8%. Op 13 februari 1733 worden de roerende goederen op de hoeve getaxeerd in verband met het overlijden van Verdaesdonck.
Dit maakt deel uit van de erfdeling voor de beide kinderen. de kleding van de vrouw wordt niet getaxeerd omdat dit eigen lijfgoed is.
de omschrijving van de goederen is zeer gedetailleerd en ook de plaats waar deze zich bevonden wordt beschreven.
Daardoor wordt ook de indeling van de gebouwen duidelijk.

korte samenvatting van deze zeer uitgebreide acte volgt:

In de kamer een 5-deurskast met daarin de kleding van de man. waaronder bovenkleding van linnen, serge en laken, gedeeltelijk voorzien van zilveren knopen, kousen, hoeden en dassen.
Ook nog zilveren brockknopen en schoengespen. Ook in deze kast het linnengoed, zoals 24 lakens, 6 kussenslopen, 5 servettenen 5 tafellakens.
de inhoud van deze kast wijst zeer nadtukkelijk op een welgestelde familie. Een tweede 5-deurskast bevat mansondergoed en kindergoed.
Voorts in de kamer nog 2 spinnewielen en een strijkijzer, een lepelbord met 23 tinnen lepels, 10 tinnen schotels. In de schouw hangen een reeds aangesneden zij spek en 10 stukken gerookt vlees.
de inventaris vermeldt geen tafel en geen zitmeubelen.
In de keuken: hier bevinden zich 3 bedsteden die gesloten werden met gordijnen.
Er staan 12 stoeien en een bankje en enkele stoven.
Verder is er een grote hoeveelheid keukengerei, ten dele van koper en van tin. De schouw is voorzien van een volledige uitrusting om te koken.
Op de hoogkamer ligt een bed met toebehoren, wat gereedschap en een visnet vrij duur. 1,5 Gld.
Op de zolderliggen de voorraden van graan en peulvruchten, die nog voor een 1.5 jaar toereikend moeten zijn.
de voornaamste zijn: 29 veertel rogge, dit is ongeveer 25 mud, 23 veertel haver, ca 20 mud. en verder onder andere tuinbonen.
turkse bonen, karwij- en. spurrie-zaad. gerst en gierst, raapkoeken en roggemeel.
In de stal staan wat gereedschap voor de bereiding van voer en verder 11 koeien.
1 osje. 4 kalveren, een merrieveulen, een 2-jarige en een volwassen ruin. In de stal zijn ook nog 2 bedsteden.
In de schaapskooi staan 28 ooien.
De totale waarde van het vee wordt geschat op ca 300 gld.
de huidige waarde van zulk vee (van matige kwaliteit: is ca ƒ 25.000.-.
in de schuur ligt nog ca 18 veertel (ca 15 mud) ongedorste rogge en een flinke hoeveelheid stro, met het gereedschap voor dorsen en wannen.
Op het erf staan 2 aardkarren, 2 lange karren. 2 ploegen en 2 eggen en dorsvlegels. In de turfschop ligt nog een voorraad stro en in het bakhuis is een wasketel die boven het vuur gedraaid kan worden met bijbehorend gereedschap.
In de kelder bevindt zich een karnton met toebehoren, een voorraad boter, vet. wijn en 3 vaten bier.
Op het veld staat nog 4 bdr winterrogge dat op 50 gld de bdr wordt geschat, wat zou betekenen dat een opbrengst van 25 veertel per bdr wordt verwacht. Het gehele onroerend goed wordt geschat op 1350 gld.
Wat volgt is een opsomming van de schulden.
Hieronder is de pacht van een hoeve in Notsel voor 160 gld.
de familie dreef dus nog een tweede hoeve die slechts weinig kleiner was dan Schoondonck waarvoor de pacht 250 gld bedroeg.
Ook de pacht van Schoondonck moet nog worden betaald.
Verder moeten de 2 meiden en 3 knechten nog worden uitbetaald en wel in het totaal bijna 120 gld.
de rademaker van Oers krijgt nog ruim 8 gld voor reparaties en Cornelis Gijsbregt Oomen de vorige pachter? nog 34 gld voor gekochte schapen en 31 gld voor hooi.
Jan .Adriaanszoon van der Avoort (a.s. bruidegom) heeft 61 gld tegoed van een lening.
Aan winkelwaren is men nog schuldig 12 gld.
Verder nogenkele kleine schulden. De dorpslasten voor 1732 bedragen 52 gld. Verder moet nog betaald de bierimport.
het hoorn- en besaaijde gelt, het gemaal en het slaggeld.
de gehele post schulden bedraagt ca 750 gld zodat de erfenis 600 gld groot is.
de erfdeling geschiedt in der minne en de weduwe behoudt het vruchtgebruik der goederen totdat de kinderen volwassen zijn.
Zij moet de kinderen alimenteren ende onderhouden in cost ende dranck. kledinge ende reedinge, sieck ende gesont.
ijder tot haar mondige dagen. huwelijck ofte andere geapprobeerde staat.
De solve moeten laeten leeren leesen ende schrijven ende sodanigh ambagt ofte handwerk waarmede zij de cost sullen connen winnen.
de weduwe wordt bij deze transactie bijgestaan door haar bruidegom Jan Adriaansen van den Avoort. Deze pacht vervolgens Schoondonck.
maar werkt zich in drie jaar zodanig in de nesten, dat hij zijn gehele hebben en houden aan de verpachter moet verkopen.
De schuld moet dus zeker groter geweest ziin dan f1000,- gezien de voorgaande taxaties van de goederen.
Op de nu volgende openbare verpachting in november 1736 is geen belangstelling. Na afloop meldt zich Aart Jacob Aartsen. die de hoeve voor 150 gld per jaar wil pachten.
Is er dus iets aan de hand met het boerenbedrijf waardoor de pachten dalen? Hiervoor kan wellicht de Thornse markt een aanwijzing geven. Dit is de waarde van een veertel rogge zoals die door de Bredasche magistraat wordt vastgesteid op dinsdag na St. Lucie aan de hand van de marktprijzen.
Tussen 172O en 1729 varieerde de roggepriis tussen 4 gld 12 st en 1 gld 19 st. met als gemiddelde ca 3 gld.
Van 1730 tot 1736 varieerde de prijs van 2 gld 10 st tot 1 gld 13 st met een gemiddelde van ca 1 gld l6 st. Dat is dus 60% van de waarde in de voorgaande periode en lijkt de daling van de pacht tot 60% aardig te verklaren.
Eén der vroegere belastingen was het gemaal dat geheven werd van elke persoon in een huishouden, waarbij onderscheid werd gemaakt tussen kinderen tot 16 jaar en ouderen.
Dit registreerde men in de gemaallijsten. Voor Ginneken beschikken we over deze lijsten van 1739 tot 1809. In 1739 schrijft men in Aart Jacob Aartsen, zijn vrouw Cornelia Pectcrs en een dochter.
Jacomijne. Peeter Boeren is knecht, Adriaantje van Hooiidonck Cacherina Damen zijn meiden en Huijbrecht Andries Huijbrechts is schepen. Tenslotte woont broer Adriaan Jacob Aartsen van Galder bij de familie in.
De broer voert dan al de familienaam van Galder in plaats van het patroniem Aartsen. deze familienaam wordt door de rest van de familie pas in 1746 aangenomen. Ook is het nu mogelijk, de geboorte van kinderen te volgen.
In 1740 wordt Hendrina geboren, in 1742 gevolgd door Jacoba en in 1745 door Peter. In 1747 wordt een zoon Jacobus genoemd, die echter in het volgende jaar ontbreekt evenals dochter Hendrina. Vermoedelijk ziin deze kinderen dus overleden.
In 1749 wordt de echtgenote niet meer genoemden deze wordt in 1751 vervangen door Cornelia Rombouts.
In dit jaar veroorzaken ingekwartierde soldaten moeilijkheden. met name op de Biauwkamer. Een klacht hierover wordt mede ondertekend door Ach van Galder.
Het blijkt dat de kinderen nogal eens van huis zijn. Zo is Peter in 1755- 1756, 11-12 jaar oud. afwezig, maar keert daarna weer terug.
Was hij elders werkzaam als scheper of zoiets, of was hij bijvoorbeeld op kostschool? In 1761 overlijdt Cornelia en haar zuster Maria Rombouts komt het huishouden doen.
In dit iaar is Jacoba er niet, zij is dan tenminste 19 jaar oud.
Jacomijne is dan tenminste 22 jaar oud en verdwijnt geheel (getrouwd?). Maria Ronmbouts wordt in 1771 voor het laatst genoemd en Aert van Galder overlijdt in 1774, waarna zoon Peter de hoeve overneemt.
In de periode van 1739 roe 1774 zijn er meestal 2 knechten, 2 meiden en 1 scheper. De knechten en meiden zijn altijd ouder dan 16 jaar, maar de scheper is altijd jonger.
Op een enkele uitzondering na blijft dit personeel slechts een paar jaar op de hoeve. Het overlijden van Baron Cazijn van der Hell in oktober 1756 is weer aanleiding tot een taxatie voor de 20-ste penning.
De taxatiewaarde is nu 5775 gld inclusief de opstallen, voor het gehele bezit, exclusief de overige opstallen wordt ca 17500 gld genoemd.
de erfgename is Jonkvrouwe Anna Elisabeth Margaretha van Till. Deze overlijdt in 1784 en wederom volgt een taxatie welke voor Schoondonck een waarde oplevert van 14800 gld en voor de drie hoeven tesamen 28.850 gld.
Het is dus duidelijk dat in 1756 de waarde van de hoeven nogal was afgenomen, hetgeen zou kunnen kloppen met een malaise in de landbouw.
Een vergelijking van de prijzen voor de Thornse markt levert de volgende gegevens. Van 1690 tot 1699 gemiddeld 4 gld 12 st en van 1733 tot 1742 gemiddeld 2 gld 18 st.
Ook het faillisement van de pachter in 1736 wijst op deze malaise. In 1784 is het dieptepunt duidelijk voorbij en de prijs stijgt tot ruim 170% van de waarde in 1756.
De beide taxaties geven een perceelsomschrijving, hun gebruik en hun oppervlakte en wederom is dat oppervlak zeer klein vergeleken met de opgave van de verkoop in 1786.
Uit de acte var. 1756 volgt een oppervlakte van ca 22 bdr 100 roeden en in 1784 vermeldt men 25 bdr 250 roeden.
de erfgenamen besluiten de hoeven te verkopen op een openbare veiling. de desbetreffende acte draagt als datum 4 november 1795 hetgeen kennelijk onjuist is .langczien de akte van veiling de datum 24 februari 1786 draagt.
De koper is de heer G.W. (van) Motman. Deze betaalt voor de hoeven en de gemeenschappelijke heiden 34.000 gld, de kosten bedragen 3700 gld.
Op Schoondonck rust nog altijd een chijns van 1 stoop (=2 potten) wijn voor de kerk van Ginneken en 2 gld 6 stuiver 10 penningen 's heren chijns.
maar geen Thornse chijns. Deze wordt wel genoemd bij de beide andere hoeven. De oppervlakte van Schoondonck zonder de gemeenschappelijke heiden is 112 bdr. de oppervlakte van de heiden is ca 85 bdr en hun taxatiewaarde is 9300 gld.
Van 1775 tot 1781 pacht Peter van Galder de hoeve, er zijn meestal twee meiden, twee knechten en twee schepers.
in 1782 verschijnen Adriaan Corneiis Vens. zijn echtgenote Catharina Frijtersen vier kinderen op de hoeve. Deze pacht loopt door tot 1785. Vermoedelijk heette deze pachter Venspoor zoals uit een latere acte blijkt.
Deze periode begon met een vrijwel nieuwe boerderij Schoondonck. Na afloop van de 80 jarige oorlog werd in een lange reeks processen in verband met de veie onbetaalde erfchijnsen de eigendom van de drie hoeven tenslotte toegewezen aan Dhr. van Stralen.
Gedurende deze periode bleven de hoeven door erfopvolging steeds in een hand en in deze familie. de tijd is tamelijk rustig en de pachters ondervinden weinig overlast.
In 1687 klagen zij over hoogwater en in 1751 over ingekwartierde soldaten. Wel treedt er tussen 1730 en 1760 een duidelijke malaise in de landbouw op welke zich uit in lagere prijzen, lagere pachten en lagere waarden van de hoeven.
Toch bereiken de pachters een zekere welstand, zoals onder andere blijkt uit een inboedeltaxatie in 1731.
In 1736 gaat een pachter failliet en op dat ogenblik bedroeg de pacht 250 gld. Bij de daarop volgende openbare verpachting wordt de pacht gesteld op 150 gld.
De beschrijving van de inboedel verschaft ons ook enig inzicht in de indeling van de hoeve.
Deze bevat kamer, hoogkamer, keuken met bedsteden, zolder, kelder en stal waarin ook bedsteden.
Voorts zijn er een schuur, een turfkooi, een bakhuis en een schaapskooi. Als bijzonderheid was er nog een vechtpartij met één gewonde.

Van eigen geërfde boerderij tot medisch centrum 1788 -1992

In deze periode beginnen er wat problemen te ontstaan in 1793 als de Franse legers ons land binnen rukken.
Ze slaan op 23 februari het beleg voor Breda onder aanvoering van generaal Dumourier. Na een beschieting met 4 mortieren wordt de vesting de volgende dag overgegeven.
Op 5 april wordt de stad echter weer overgedragen aan de Hollandse troepen. Na een korte rustpauze wordt de stad weer overgegeven aan de Fransen en wei op 28 januari 1795. Deze beide voorvallen verliepen zonder bloedvergieten.
Na de nederlaag van de Fransen onder Napoleon Bonaparte wordt Breda op 10 december 1813 door de Fransen ontruimd. Echter op 20 december doen de Fransen een tegenaanval waarbij zij voorposten bij Zundert en Wuustwezel overrompelen en met geschut en kleine wapens de stad aanvallen.
De vijand beschikte over ca. 12000 manschappen. Met behulp van 1300 kozakken en 300 man nederlands voetvolk werd de aanval afgeslagen en verdween de vijand weer.
In 1839 tijdens de 10-daagse veldtocht tegen de opstandige Belgen lag vrijwel ons gehele leger in en rond Breda (hieraan werd goed verdiend).
Eerst de wereldoorlog van 1914 rot 1919 brengt weer wat onrust, doch zij gaat aan ons land voorbij. Tijdens de tweede wereldoorlog van 1939 tot 1945 komt er weer grote ellende over Breda en Baronie.
In mei 1940 verlaat een groot deel der bevolking gedwongen deze streken en en vlucht tot zelfs diep in Frankrijk, voor het oorlogsgeweld. In deze tijd wordt met name in Breda nog al wat schade aangericht.
Hetgeen zich tijdens de bevrijding van de Duitse overheersing in 1944 op nog grotere schaal herhaalde. Daarna volgt de wederopbouw van de verwoeste gebouwen en van onze economie.
Vanaf de Franse tijd is de betekenis van het huis van Breda voor de Baronie tanende en wordt de invloed der gemeenten en de provincie steeds groter.
NoordBrabant ontwikkelt zich van een vrijwel agrarisch wingewest tot een sterk geïndustrialiseerde provincie. Ook in de geschiedenis van Schoondonck openbaart zich deze ontwikkeling.
In tegenstelling tot de beide andere hoeven komt Schoondonck in handen van een boer, die zichzelfop de hoeve vestigt en het bedrijf voert.
Tot slot worden de gronden overgenomen door het rk sanatorium de Klokkenberg, waarbij de oude boerderij met de omringende gronden wederom wordt verpacht.
de moderne ontwikkeling leidde er toe dat dit sanatorium werd omgezet in een multi-categoraal medisch centrum.
Hoewel het buiten de opzet van dit boek valt, zal aan het einde nog even aandacht worden gegeven aan de naam ‘Klokkenberg’ die zoals U al lezende heeft kunnen vaststellen, niets te maken heeft met de oude boerenhoeven in het Markdal onder Ginneken.

Eigen boer op Schoondonck

De erven van Till verkochten de drie hoeven aan de Heer Motman op 14 februari 1786.
Deze heer verkocht de hoeven weer vrij snel, maar ieder afzonderlijk. In december brengt Blauwkamer 8580 gld op en Nieuwenhuizen 14.540 gld.
Een aardige bijkomstigheid is dat de hoeve Blauwkamer wordt gekocht door de heer Damisse die eerder, als gemachtigde van de erven van Till, de drie hoeven aan Motman verkocht.
de verkoop van Schoondonk vlot niet erg en dus wordt deze hoeve in maart-april 1787 openbaar geveild en brengt dan 8900 gld op.
de kosten bedragen ca 165 gld. Tot Schoondonk behoort nog een klein stuk heide (ca 10 bdr) aan de overzijde van de Galderseweg.
Voorzover deze weg langs deze heide loopt behoort hij geheel tot Schoondonk, verder slechts de oostelijke helft van deze weg.
de hoeve is nu ca 80 bdr groot. de stoop wijn voor de kerk wordt nog steeds beschreven en 's heren chijns bedraagt 1,5 gld.
De heer van Breda heeft ten eeuwige dage het recht van overpad over de dreef naar de Mark, voor de afvoer van hout uit het Mastbosch. Pater van Dijk is de koper en de koopprijs is laag, vergeleken met de beide andere hoeven, die kleiner zijn.
Motman verkoopt 85 bdr heiden aan de heer van Breda, voor 13.000 gld, hetgeen aanzienlijk meer is dan de eerder gemelde taxatiewaarde van 9300 gld.
In deze prijs is mede begrepen de afrekening van de schulden die de heer van Breda had ten gevolg, van de aankoop van de heiden voor het Mathos in 1623.
de totale opbrengst van de goederen is dus 40.900 gld. een winst derhalve van 3200 gld. De verkoop van de heiden leverde echter een winst op van 3700 gld. Wellicht verklaart het feit, dat de heer Motman rentmeester is van de Prins van Oranje deze hoge winst?
Wie het dichtst bij het vuur zit?
Op de gemaallijsten verschijnt het gezin Peter van Dijk, echtgenote Catharina Meeren en 9 kinderen, 4 jongens en 5 meisjes. Vijf van deze kinderen zijn jonger dan 16 jaar.
Verder woont broer Jan van Dijk bij de familie in. De eerste 2 jaar is er nog een knecht, later niet meer. In 1793 vertrekt een der dochters (ouder dan 16 jaar uit het gezin.
Peter overlijdt in 1791-1795 en dus vermeldt de gcmaallijst 1795 Wed. van Dijk. In dit jaar vertrekken een zoon en een dochter en er komt een knecht.
Later vertrekken nog 2 dochters en 1 zoon en ook broer Jan. in 1800 zijn er dan nog 2 zoons en 1 dochter aangevuld met 1 knecht. 2 meiden en 1 scheper.
In 1801 wordt het gezin geregistreerd als kinderen van Dijk, dus is moeder ook overleden. De kinderen verdelen het bezit en Schoondonk valt toe aan Hendrik.
Bij deze deling ziin 8 kinderen aanwezig. Een dochter heeft nooit op de hoeve gewoond, een zoon en een dochter zijn overleden.
Een zoon is geestelijk gehandicapt (innocent) en 1 dochter is nog minderjarig. Hoe groot de totale erfenis is. wordt niet vermeld, maar: Iendrik moet wel geld aan andere erfgenamen overdragen.
Uit een kerkelijk archiefstuk blijkt dat in deze periode de geldelijke vergoeding van t1 gld 12 st. voor de wijn wordt uitbetaald aan de Hervormde Kerk van Ginneken.
De gemaallijsten worden nu onzorgvuldig en onvolledig bijgehouden en bevatten schrijffouten. Het echtpaar Hendrik van Dijk heeft 1 zoon en enkele broers en een zuster van Hendrik wonen korter of langere tiid op de hoeve.
Verder ziin er meestal 3 inwonende gedienstigen. Na 1809 zijn geen gemaallijsten beschikbaar. Eerst in 1841 wordt weer iets over Schoondonk gemeld.
De 4 nagelaten kinderen van Hendrik van Dijk delen de erfenis. In deze deling worden voor het eerst alle percelen genoemd met gebruik en kadastrale maat.
Er blijkt 7bdr 28 roeden bos te zijn, 16 bdr 66 roeden bouwland en 11 bdr 58 roeden weiland. Wegen, huis en tuin omvatten 2 bdr 39 roeden en heide, moerasen vennen 10 bdr 67 roeden.
Tesamen omvat de hoeve 58 bdr 58 roeden en 55 ellen geschatte waarde is 15.810 gld. Schoondonk valt toe aan drie kinderen gezamenlijk. namelijk aan Catharina, Petrus en Johannes.
Adriana deelt hierin niet mee. De kleine oppervlakte der hoeve, vergeleken met 1787 wordt verklaard door dat zowel het bezit aan de overzijde van de Mark, als aan de andere zijde van de Galderscweg niet meer tot de hoeve behoort.
In 1842 wordt de erfchijns van 2 potten= 1 stoop wijn, die reeds lang in geld werd betaald, afgekocht. De 'Gereformeerde Gemeente' te Ginneken ontving daarvoor J2 gld.
In 1875 maken Johannes en Catharina beiden een testament. Deze testamenten zijn vrijwel gelijkluidend. Zij laten de helft van hun nalatenschap wederzijds aan elkaar over.
De rest gaat naar 4 kinderen van hun zuster Catharina, gehuwd met Johannes Baptist Oomen. Een vijfde kind van Oomen. waarvan in 1884 blijkt dat deze Hendricus Jacobus priester en pater redemptorist is.
krijgt niets. in 1872 treedt een wet in werking welke het afkopen van tienden mogelijk maakt. In 1879 maken de eigenaren van de drie hoeven van deze mogelijkheid gebruik.
Dit betreft de Thornse tienden welke eind 18de eeuw door de Bataafse Republiek zijn geconfiskeerd van de abdij van Thorn en die in 1812 in Antwerpen openbaar zijn verkocht.
Door vererving waren deze in handen gekomen van een groot aantal personen. de Tilburgse fabrikant C.C. van Doorn kocht een aantal aandelen op en vertegenwoordigde de 18 resterende aandeelhouders bij de afkoopovereenkomst.
De kadastrale nummers waarop dit tiendrecht heeft gerust worden opgesomd. Hierbi blijkt dat de meeste gronden ten westen van de middeldreef niet belast waren.
De afkoopsom voorSchoondonk bedroeg f3136,03. Dit grote bedrag is onverklaarbaar Zelfs ais men een afkoop tegen de 20ste penning rekent, zou het jaarlijkse tiendrecht ca ƒ 165.= hebben bedragen.
En zou zo'n groot bedrag in alle voorgaande koop-, erf en pachtakten nooit zijn genoemd. Wat hier aan de hand is biiift onduidelijk. In 1884 worden de nalatenschappen van de families van Dijk en Oomen verdeeld onder de kinderen van Adriana.
Zij zijn de enige erfgerechtigden. Tengevolge van zijn uitsluiting als erfgenaam van Johannes en Catharina van Dijk, krijgt Hendricus Jacobus slechts 1.45ste deel van de hoeve Schoondonk.
De vier andere kinderen krij gen elk 11.45ste deel. Ook nu worden weer de kadastrale perceelnummers vermeld echter zonder enige toelichting. Enkele nummers zijn verdwenen en vervanger, door andere. De totale oppervlakte is nu 58 ha. 61 a. 41 ca.
Schoondonk valt toe aan Franciscus Jacobus Oomen. met daarbij nog enkele percelen hooi- en weiland onder Terheiden, voor een geschatte waarde van f32454,- de gehele erfenis was getaxeerd op f71.659-.
Franciscus moest dus nog; wat geld uitkeren aan de anderen, aangezien zijn erfrecht in geld slechts f15.744.20 is. Ook de anderen kregen dit bedrag met uitzondering van Hendricus die maar f8562.20 ontving. Franciscus zat dus op hoge lasten.
Zijn echtgenote is Catharina Maria Schoenmakers en het huwelijk blijft kinderloos.
Nu wordt de situatie onduidelijk. In de burgerlijke stand van Ginneken registreerde men op 31 december 1904 het gezin van Johannes Jochems en Maria Catharina Snoeys met kinderen als wonende op C 439 Schoondonk .
Echter op hetzeifde adres staat al langer de familie Oomen geregistreerd. Aangezien men bij verhuizingen binnen de gemeente slechts zeer summier aantekeningen maakte, weten we niet of de familie Oomen op C 419 bleef wonen. Evenmin weten we of Jochems als pachter optrad.
In 1916 maakt het echtpaar Oomen zijn testament en in 1919 overlijdt Franciscus.
De familie Jochems verlaat in 1924 de hoeve en. wordt vervangen door het echpaar Schoenmakers uit Dongen. Deze Schoenmakers is geen nauw verwante familie van vrouw Oomen. want hij komt niet voor onder de lijst van haar erfgerechtigde Schoenmakers is zeer waarschijnlijk wel pachter, zoals wij vernamen van de hoog bejaarde dochter van de na hem volgende pachter A. Sweep .
In 1931 wordt de pacht overgenomen door Adrianus Sweep die met zijn vrouw Wilhelmina Maria Jansen en de kinderen uit Princenhage kwam.
In 1936 overlijdt de Wed. Oomen en de erfgenamen 33 personen verkopen de hoeve in het openbaar.
de nv Lederfabriek Gebr. Willemen in Rijen wordt eigenaar voor f36.805.-, de kosten voor de koper zijn ƒ 1173,-. De hoeve is dan 44 ha.82 a. 20 ca. groot. De hoeve is verpacht aan Sweep voor ƒ 1600,- per jaar.
Eveneens in dit jaar wordt besloten op verzoek van Sweep een tweede boerderij te bouwen aan de Galderseweg.
De bedoeling was dat een zoon van Sweep de oude boerderij zou voortzetter, en dat de rest van de famiiie zich op de nieuwe boerderij zou vestigen.
Deze zoon aanvaardde echter een baan in een agrarisch bedrijf en zodoende werd de oude boerderij in 1937 gepacht door Johannes Jochems. Deze is niet verwant aan de vroegere bewoner Johannes Jochems.
Via een aantal transacties wordt Schoondonk in 1942 gevoegd in het privevermogen van drie van de vier gebroeders Willemen. de balanswaarde is dan ƒ 50.840.=.
Op 31 mei 1950 wordt de hoeve verkocht aan de Stichting "rk Sanatorium de Klokkenberg" voor een bedrag van ƒ 162.500.=.
De gemeente Breda gaf na rijp beraad en na goedkeuring door de Gemeenteraad een garantie af dat zij het verschil tussen de aankoopprijs der gronden en de taxatiewaarde van de Grondkamer voor haar rekening zou nemen, met dien verstande dat de Stichting niet meer zou betalen dan ' 100.000.-.
De redenen voor deze transactie waren onder andere dat een Stichting ais deze bij zou dragen aan het imago der stad en dat zij werkgelegenheid zou geven.
Op 15 juni 1953 (?) bericht de Grondkamer dat de taxatiewaarde ƒ 97.870,- bedraagt. Op 1 april 1954 (!!) wordt een overeenkomst tussen Klokkenbergen Gemeente Breda gesloten, hierin komt een aantal bepalingen voor die reeds lang zijn verwezenlijkt. Bijvoorbeeld: de Klokkenberg zal ten hoogste ƒ 100.000.= betalen.
de pachtovereenkomst met Sweep .gedateerd 4 mei 1949) zal door de Gemeente worden afgekocht met f 10.000.-. De familie Sweep krijgt ca 2 ha goede tuingrond voor ƒ 300,= per jaar.
De zoon Antonius van de pachter komt in dienst van de Kiokkenberg als tuinman voor minimaal ƒ 45,16 per week en met pensioenrechten.
Deze indienstneming vond plaats op 4 juni 1951! De Gemeente zal de Galderseweg verbeteren en zorgen voor de aanvoer van gas. water en licht en de afvoer van het afvalwater. Ook zal de Gemeente zorgen voor de ophoging van het terrein.
Hiervoor is in 19SO reeds 88.000 m3 grond verzet, welke gewonnen werd op een perceel grond ten zuiden van de dreef naar de oude hoeve.
Zo vestigde zich het Sanatorium op de terreinen van de hoeve Schoondonk. Ongeveer de helft van de terreinen werd hiervoor in gebruik genomen. de rest, rond de oude hoeve werd weer verpacht aan Jochems.
De Klokkenberg werd op 1 december 1953 in gebruik genomen door ca 600 patiënten. Op 7 juli 1954 werd de officiële opening verricht door H.M. Koningin Juliana.
Op zondag 28 mei 1967 brak brand uit in de rieten dakbedekking van de oude hoeve. Ondanks verwoede pogingen van de chef Technische Dienst, de heer de Ridder, die aan de dreef naar de hoeve woonde, brandde de hoeve tot de grond toe af. De hoeve had ca 340 jaar dienst gedaan als woon- en werkplaats van talloze pachters en boeren. Dit is een goed moment om de geschiedbeschrijving te beëindigen. Van 1787 rot omstreeks 1904 werd de hoeve gedreven door eigengeërfde boeren. Door de geldontwaarding loopt de taxatiewaarde steeds verder op. In 1787 bedroeg de koopprijs f 9665,-- in 1841 is de taxatiewaarde ƒ 15.810,= en in 1884 is dit ca. f30.000,-. In 1936 wordt voor koop en kosten ƒ 37.978.- betaald. de pacht bedraagt dan ƒ 1800,- per jaar. Het rendement is dus ca 2,4 %. In 1942 is de balans waarde ƒ 50.840,- en tenslotte betaalt de Klokkenberg in 1950 ƒ 162.500.-. De informatie ten aanzien van de bewoners is zeer summier. Vermoedelijk woonden er weer pachters op de hoeve vanaf 1904. In 1936 wordt de hoeve gesplitst en in 1950. bij de aankoop door de Klokkenberg wordt alleen op de oude hoeve het agrarisch bedrijf voortgezet.

De naam ‘Klokkenberg’

De naam van de stichting is cen toponiem, echter niet uit deze omgeving. de stichting ‘rk Sanatorium de Klokkenberg' is opgericht door een aantal vooraanstaande Brabanders, die in 1942 voorzagen dat Brabant na afloop van de Tweede Wereldoorlog dringend behoefte zou hebben aan een Sanatorium. Men zocht diverse terreinen in de omgeving van Tilburg om daarop te kunnen bouwen. Een dezer terreinen lag vrijwel aan de gemeentegrens in de richting van Loon op Zand. Toen men een naam zocht voor de op te richten stichting zag één der toekomstige bestuursleden op eert Kaart van de omgeving van dit terrein de naam 'Klokkenberg’ staan. Hoewel de desbetreffende plaats vrij ver van het beoogde terrein was verwijderd, koos men toch voor deze naam. Bij navraag bij het Tilburgs archief bleek dat de naam Klokkenberg zeer oud was. Het oudst bekende stuk komt uit het schepenprotocol van Oisterwijk. Het dateert uit 1482 en de desbetreffende zinsnede luidt: äd locum dictum den Clockenberch in prochia van Loen. De naam verschijnt daarna nog vele malen in de archieven van Oisterwijk en Tilburg. Een goede verklaring voor de naam is nog niet gevonden. Mogelijkheden zijn o.a. er stond hier een klokkentoren(?), een klokkengieterij (?) of men goot hier vanwege de aanwezigheid van geschikt zand een of meerdere klokken . Vermeldenswaard is ook nog het toponiem ‘de Cloxkens' \oor cen stuk grond onder Galder grenzende aan de gronden van Daesdonck.

COLOFON


tekst
G.F. Blom
J. van Steen
redactionele assistentie
Esther Verhagen
vormgeving
Anthonie &Jacques Peeters


druk
Drukkerij Van den Eynde. Arendonk (B)

©

Medisch Centrum de Klokkenberg
Gaiderseweg 81
Postbus 90108
4800 RA Breda
Telefoon 076-608200


Geraadpleegde literatuur&instanties
ArchiefGemeente Breda
Rijksarchief Den Bosch
ArchiefGemeente Nieuw-Ginneken
en het particulier archief van
Mevr. H.Tydeman





Bron:Boekje